In de vierde en laatste aflevering van mijn blogserie over reisverhalen gaat het om de verschillen tussen een verhaal en een reisverhaal. Want overeenkomsten zijn er natuurlijk genoeg: je verhaal moet interessante personages hebben, spannend zijn, ergens over gaan, goed opgebouwd zijn. Er zijn nog veel meer overeenkomsten met het ‘gewone’ verhaal.

Op zoek naar de verschillen

In de vorige blogs heb ik al een paar verschillen benoemd: in Hoe schrijf je een goed reisverhaal? gaat het over het vermijden van voor de hand liggende zaken; een reisdagboek is nog geen verhaal. In mijn tweede blog schreef ik Hoe je clichés in je reisverhaal voorkomt over het thuislaten van je vooroordelen en in het vorige blog ging het om jouw plek als schrijver in het reisverhaal: Waar ben jij in het reisverhaal?

Vandaag kijken we naar de verschillen tussen een gewoon verhaal en een reisverhaal.

Ik zie twee grote verschillen tussen een gewoon verhaal en een reisverhaal:

  1. Je bent niet in je eigen omgeving
  2. Je bent in beweging
    Dat zijn twee belangrijke elementen die een verhaal tot een reisverhaal maken. Omdat ik in de vorige blogs al veel heb geschreven over ‘in den vreemde’ zijn, gaat deze blog vooral over het tweede element.
  3. Je bent in beweging

Als je een gewoon verhaal schrijft, is het zaak om je personage in beweging te krijgen. Een personage dat lui in een stoel hangt of in bed blijft liggen, is niet interessant. De lezer wil graag actie en hij wil een personage dat op onderzoek uit gaat, zijn grenzen verlegt of een uitdaging aanneemt.

Wat dat betreft ben je met een reisverhaal in het voordeel: de beweging zit al vanzelf in het verhaal. Bij reizen gaat het per definitie over beweging, over gaan van A naar B. En zo wordt een van de lastigste elementen van een verhaal door het genre zelf opgelost.

Gebruik die beweging!

Met die beweging kun je spelen. Je kunt je personage onverwacht laten stranden, waardoor de beweging stilvalt. Of je kunt jouw personage die een voetreis maakt, een verstuikte enkel en een lift geven, zodat je verhaal onverwacht in een versnelling raakt.

Een andere manier is om het personage van richting te laten veranderen. Hij was onderweg naar Rome, maar halverwege doet zich iets voor, waardoor hij besluit naar Parijs te reizen. De lezer die al pizza’s rook moet zich heroriënteren en zien dat hij de geur van stokbrood in de neus krijgt.

Zorg voor een U-bocht

Je kunt je personage laten besluiten om niet op de gesproken datum naar zijn oude leven terug keren. Of je kunt hem juist zo klem zetten, dat hij alleen maar naar huis toe wil.

Ook kun je variëren met het vervoermiddel. Zat hij in een luxe trein die strandt, dan moet hij over de rails naar het station zien te komen in de plensregen. Had hij een vliegticket geboekt, maar was hij te laat op het vliegveld? Dan kan hij iemand tegenkomen die hem overhaalt mee aan boord van zijn zeilschip te komen.

De variaties zijn eindeloos

Er bestaan meer variaties dan ik hier kan opschrijven. Gebruik ze. Wees je bewust dat het reizen zelf, de beweging, één van de belangrijkste en aantrekkelijkste elementen is van het reisverhaal.

Ik wens je een heel fijne vakantie, met veel inspiratie. Voor je vertrekt, zou het leuk zijn, als je nog even jouw ideeën over of plannen voor een reisverhaal hieronder achterlaat.

Leestips: Jan Brokken Zaza en de president, De moordenaar van Ouagadougou, De regenvogel en Nog een nacht.

  • Heb jij een favoriet vervoermiddel? En wat maakt dat dit jouw voorkeur heeft? Kun je dat onderzoeken en gebruiken in je verhaal?
  • Lees je ook reisverhalen, ter inspiratie? Zo ja, welke?

Schrijf je bijdrage in het antwoordveld hieronder. Ik ben benieuwd naar jouw visie en ervaringen.