Wat je wilt weten over dialooglabels (2)
Gastblog door Leonardo Pisano
Dialoog schrijven is een vak apart. Daarom ben ik blij dat ik jou de gastblogs van Leonardo Pisano kan aanbieden. Hij is auteur van Mosterd voor de Maaltijd en dat boek kun je winnen door onder de blog te reageren. Lees hier deel 1 over dialooglabels.
Je verhaal maken of breken
Een dialoog kan je verhaal maken of breken. Des te meer reden om je in dit onderwerp te verdiepen, zodat je met jouw dialogen het maximale effect bereikt.
In Dialooglabels 1 staat het begrip dialooglabels uitgelegd en hoe belangrijk het is om als schrijver achter het kamerscherm te blijven. Hoe onzichtbaarder de schrijver is, hoe beter. In dit blog wordt dat nóg duidelijker.
Veel schrijvers geven in het dialooglabel aan hoe een tekst gezegd wordt. Zij schrijven bijvoorbeeld: ‘Je kunt me nog meer vertellen,’ zei Els boos.
Haal je lezer niet uit het verhaal
Boos is een regelrechte regieaanwijzing. De schrijver staat naast de lezer en toetert in zijn oor hoe hij de woorden tussen aanhalingstekens moet interpreteren. Op deze manier haal je je lezer niet alleen uit je tekst, je onderschat hem ook. Hoe zit dat?
Een lezer wil het verhaal ervaren. Hij wil ondergedompeld worden, van de wereld zijn, meegenomen worden in een illusie. Om die illusie voor je lezer te creëren, werk jij als schrijver heel hard. Je schept geloofwaardige personages. Je zorgt voor een interessante verhaalomgeving. Je zet het conflict op scherp.
Houd de sfeer vast
Door al jouw werk vertoeft je lezer in jouw verhaalwereld. Hij leeft mee met de personages en hun beslommeringen. Jij wilt niets liever dan hem in die sfeer houden, maar door je dialooglabels uit te breiden met regieaanwijzingen schetter je door de wand van je verhaalwereld heen.
Als jij je werk goed doet, dan spreekt de tekst voor zich. Dan kán de lezer niet anders dan de woorden van Els lezen als ‘boos’. Als jij je woorden zorgvuldig kiest, dan hoef je niet het woord ‘wanhopig’ toe te voegen aan: ‘Ik weet niet hoe ik het goed moet maken!’ zei Harm.
Laat niets te raden over
Je lezer kent de situatie, je hebt de spanning opgevoerd, het conflict is duidelijk. Elk woord dat je toevoegt aan het dialooglabel is te veel. Door woorden als ‘boos’ of ‘wanhopig’ toe te voegen, verzeker jij jezelf dat de lezer de gesproken woorden goed begrijpt.
Wanneer je twijfelt of je lezer de toon van de woorden goed zal begrijpen, kijk je verhaalopbouw dan na. Zorg ervoor dat jouw verhaal niets te raden over laat over de bedoelingen en de stemming van je personages. Zorg dat alles in je verhaal de lezer helpt om die woorden goed te interpreteren.
Show, don’t tell
In dit geval is de regel ‘show, don’t tell’ belangrijk. Laat je lezer zien wat er gebeurt, in plaats van het hem uit te leggen met het risico dat je hem uit jouw verhaalwereld haalt. Leg je verhaal weg en lees het daarna alsof je het voor het eerst ziet. Proef wat het nodig heeft, want natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen op de regel.
Leonardo Pisano schrijft korte verhalen en romans. Samen met Marit van Ekelenburg heeft hij een boekje geschreven over het schrijven van dialoog: Mosterd voor de maaltijd. Het wordt in eigen beheer uitgegeven. Voor verdere informatie en bestellen: maritschrijft.com/mvdm of mosterdvoordemaaltijd@gmail.com
Heb jij vragen over dialoog?
- Worstel jij weleens met dialoog? Grijp dan nu je kans en stel je vragen hieronder aan Leonardo.
- Of heb je zelf goede tips? Deel ze in het reactieveld en maak kans op het boek van Leonardo Pisano.
Mooi en leerzaam stukje. Te veel woorden gebruiken blijft een valkuil. Dat zal zeker gelden voor dialoog. Veel oefenen helpt. Daardoor ga je minder aan de woorden hechten, waar het verhaal heel goed zonder kan.
Het helpt als de redactie of de organisator van de schrijfwedstrijd je een strikt aantal woorden voorschrijft. Dan moet je schrappen: ik heb mijn teksten daardoor alleen maar beter zien worden.
Zo waar. Ik wil in een verhaal mijn eigen fantasie kunnen gebruiken. De schrijver moet mij niet vertellen hoe ik iets moet interpreteren of beleven. Toch begrijp ik de manier van schrijven wel.
@boterblommeken: je bedoelt dat je het verhaal vóór je wilt zien, terwijl leest. Zo min mogelijk een bepaalde richting op gedwongen worden. Dat verlangen heb ik ook. Ik herinner me dat ik me als kind altijd heel teleurgesteld voelde als er plaatjes bij een verhaal stonden. Die kwamen absoluut niet overeen met de plaatjes in mijn hoofd.
“…ik heb nog zo veel te leren…”
Tja, wie niet? En ik denk dat je verder komt als je beseft dat je nog veel te leren hebt. Er was iemand die heel graag schrijver wilde zijn en zich afvroeg wanneer ze zichzelf schrijver zou mogen noemen. Ze ging aan het werk, verdiepte zich in het schrijfproces, schreef met vallen en opstaan en ze kwam tot de conclusie: je bent schrijver als je je niet meer bezig houdt met de vraag wanneer je een schrijver bent. Je schrijfwerk is namelijk nooit af. Het proces is vaak belangrijker dan het eindresultaat, al wil je in het begin wellicht vooral schrijver ZIJN en ben je later meer bezig met schrijver WORDEN.
Wat betreft schrijven ben je nooit uitgeleerd @lizzyijdel:disqus en @disqus_nizb17rJtv:disqus. Schrijfkilometers maken, openstaan voor feedback, dat zijn twee elementen die nodig zijn om ‘het’ in de vingers te krijgen.
Ben ik helemaal met je eens! Die feedback dat gaat bij mij wel, nu nog wat meer tijd voor die schrijfkilometers :)
Met ‘Mosterd voor de maaltijd’ als schrijfbijbel is dit inmiddels gesneden koek. Maar het nóg eens lezen, kan beslist geen kwaad. (zei zij vrolijk :) )
“Natuurlijk,” beaamde de schrijver met een grijns van hier tot Tokio.
“Al ben je hier veel milder dan in Mosterd,” sprak zij streng.
“Ik wil niet dogmatisch overkomen,” legde hij @connyhoogendoorn:disqus rustig uit. “Dat gevaar dreigt als je met argumenten komt die niet weerlegd worden. De kracht van herhaling krijgt dan ergerlijke trekjes.” Hij keek een paar tellen peinzend voor zich uit. “Gelukkig staat @marjonsarneel:disqus aan de kant te juichen. Dat houdt me op het rechte pad.”
Tegengas is productiever dan gejuich @leonardopisano:disqus dus aan mij heb je niets …:-)
Ja, ja.
Werkt ‘Show, don’t tell’ anders in kinderboeken? Ik heb de neiging om voor de kids (ca. 11 jaar) meer uit te leggen.
Ook in kinderboeken zou ik show don’t tell gebruiken. Lezers leren al lezend, kinderen zijn gretige informatievergaarders. Het is een uitdaging aan de schrijver om de tekst zo helder mogelijk te schrijven, zodat de (jonge) lezer zijn conclusies kan trekken. Ben benieuwd naar de visie van @leonardopisano:disqus en @disqus_nizb17rJtv:disqus
Ontegenzeggelijk hebben kinderen minder abstraherend vermogen en een referentiekader dat minder is ontwikkeld. Daarbij past enige uitleg wel, maar probeer dat natuurlijk te doen: en passant sprenkelen en niet oplepelen. Show is beeldender en versterkt inlevingsvermogen van de lezer, ook bij een kind. Voorwaarde is dat taalgebruik en diepgang van het verhaal moeten passen bij de leeftijd (emotie, kennisniveau, woordenschat, e.d.). In die zin vind ik (bijv.) de verhalen van Jip en Janneke meesterlijk (natuurlijk een jongere leeftijd dan jij noemde).
Als ik een verhaal proeflees voor iemand, zijn “uitleg-signaalwoorden” voor mij alarmbellen. Woorden zoals: namelijk, want, aangezien, om te, omdat. In de herschrijf kun je hierop letten en je tekst al dan niet aanpassen.
Heb je iets aan deze antwoorden @corinnepoleij:disqus?
Ik sluit me aan bij @leonardopisano:disqus, dus uitleg goed doseren en ook vooral beeldend schrijven. Kinderen rond 11 jaar zullen al heel veel begrijpen denk ik. En als er illustraties gebruikt worden, zou ik zeker niet te veel uitleg geven. Als het goed is, vormen illustraties dan de uitleg, bijvoorbeeld over de angst van de hoofdpersoon en zelfs het volume van een stem (uit de open bek van een draak zal vast geen zacht gepiep komen).
Interessante blog @Leonardo Pisano, net als Mosterd voor de Maaltijd trouwens! Vroeger (heel vroeger) deed ik mijn best om zo veel mogelijk verschillende dialooglabels te bedenken en daar origineel in te zijn. Maar sinds ik écht ben begonnen met schrijven, let ik er wel op om dat juist niet te doen. Daarmee heb ik een leuk spelletje afgeschaft, maar de tekst wordt er inderdaad veel beter en natuurlijker door.
Bedankt voor je vriendelijke woorden, @Aukje-Tjitske! Voor mij is het kernpunt dat een schrijver zich bewust moet zijn van het effect van dialoogregie en exotische “synoniemen”. Af en toe mag die best zondigen, natuurlijk, of zelfs vaker als-ie daarvoor kiest. Er zijn gevallen waarin dat geen probleem is, bijvoorbeeld wanneer de schrijver bewust de aandacht op zichzelf wil vestigen (zoals Kees van Kooten in De verrekijker, bijvoorbeeld). Ook (denk ik) zal niet iedere lezer dezelfde mate van inbreuk (=herinnering dat het verhaal fictief is, nep is) ervaren. Wat een schrijver er verder mee doet, is aan hem of haar.
Als je weet hoe iets werkt, kun je er bewust mee gaan spelen – zoals Kees van Kooten – dat maakt het schrijven nóg leuker @disqus_nizb17rJtv:disqus @.